article banner
BTW

Covid-19 - Uitbreiding ondersteuningsmaatregelen btw

Nele Pichal Nele Pichal

De Federale regering heeft recent een nieuw pakket aan steunmaatregelen gelanceerd om de impact van de coronacrisis op gezinnen en bedrijven in te dijken. Dit pakket omvat ook een reeks maatregelen op het vlak van btw ter verbetering van de cashflow van belastingplichtigen. Bepaalde maatregelen zijn structureel (definitief), andere maatregelen gelden (voorlopig) voor een beperkte periode.

Welke maatregelen zijn definitief?

Afschaffing decembervoorschot voor btw (en bedrijfsvoorheffing)

Belastingplichtigen waren in het verleden verplicht tegen 24 december van elk kalenderjaar een voorschot te betalen op de belasting die verschuldigd was over de transacties van het vierde kwartaal (kwartaalaangevers) of december (maandaangevers), het zogenaamde ‘decembervoorschot’. Dit betaalde voorschot kon dan later verrekend worden met een toekomstig verschuldigd btw-bedrag. Deze voorfinanciering had een belangrijke impact op de liquiditeit van ondernemingen.

In het kader van de eerste reeks Covid-19 steunmaatregelen, werd de betaling van het btw-decembervoorschot voor het jaar 2020 reeds geschrapt. Recent heeft de Minister van Financiën beslist om enerzijds het regime van het btw-decembervoorschot structureel af te schaffen naar de toekomst toe en om dit anderzijds uit te breiden naar het voorschot inzake bedrijfsvoorheffing.

Harmonisering teruggave btw: verlaging minimumdrempels

De drempels voor teruggaven van btw-tegoeden via een btw-aangifte verschillen momenteel van de drempels die gelden voor teruggaafverzoeken ingediend door buitenlandse belastingplichtigen zonder Belgische btw-registratie.

Om in aanmerking te komen voor teruggaaf van een btw-tegoed via een btw-aangifte, moet het tegoed een bepaald minimumbedrag bereiken:

  • €245 voor maandindieners met vergunning (of starters met versnelde teruggave) of voor alle belastingplichtigen bij aanvraag in het laatste tijdvak
  • €615 voor kwartaalindieners en €1.485 voor maandindieners voor aanvragen in één van de overige drie aangiftetijdvakken.

Voor buitenlandse Europese ondernemingen die geen Belgisch btw-nummer hebben en de opgelopen Belgische btw dienen terug te vragen via een teruggaafverzoek in de EU-Lidstaat van vestiging, gelden evenwel lagere drempelbedragen, met name €400 voor de eerste drie kwartalen en €50 voor het laatste tijdvak of een geheel jaar.

Om de liquiditeit van de ondernemingen te ondersteunen en binnenlandse belastingplichten gelijk te behandelen als buitenlandse belastingplichtigen, worden de drempelbedragen voor teruggave van btw gelijkgeschakeld. Hierdoor kan voortaan ook voor kleinere bedragen de teruggave van een tegoed reeds worden gevraagd via een periodieke btw-aangifte. Het bedrag voor maandelijkse teruggaaf en voor het laatste aangiftetijdvak van het jaar wordt geharmoniseerd naar €50 (in plaats van €245). Het driemaandelijkse drempelbedrag voor de periodieke btw-aangiften wordt geharmoniseerd op €400 (in plaats van €615 of €1.485).

Welke maatregelen zijn tijdelijk?

Lagere nalatigheidsinteresten voor btw (en douane- en accijnsrechten)

De regering heeft beslist om de tarieven voor nalatigheids- en moratoriuminteresten in de btw (en douane- en accijnsrechten) te aligneren met die in de inkomstenbelastingen. Dat wil zeggen dat het tarief drastisch zal dalen van 9,6% tot respectievelijk 4 en 2% per jaar.

Ook de hoge btw-boete voor laattijdige btw-afdracht zal gemilderd worden en dalen van 15% naar 10%.

Beide aanpassingen gelden énkel voor het tweede kwartaal van 2021.

Versoepeling methodes btw-aftrek op autokosten

In België geldt een btw-aftrekbeperking voor gemengd gebruikte bedrijfswagens (en gerelateerde autokosten). Zo is de btw-aftrek voor normale personenwagens beperkt tot het beroepsgebruik en een maximum van 50%.

Met betrekking tot de kosten voor de gratis ter beschikking gestelde bedrijfswagen moet de werkgever één van de volgende drie methoden toepassen om het beroepsgebruik en aldus de overeenkomstig toegelaten btw-aftrek te bepalen:

  • Methode 1: het werkelijk beroepsgebruik waarbij een rittenadministratie per vervoermiddel wordt bijgehouden (manueel of geautomatiseerd)
  • Methode 2: het semi-forfait waarbij het percentage privégebruik wordt berekend aan de hand van een formule waarbij het woon-werkverkeer (beschouwd als privé-gebruik) forfaitair op 200 dagen wordt geschat en de uitkomst afhankelijk is van het totaal aantal gereden kilometers
  • Methode 3: het algemeen forfait van 35% btw-aftrek.

Een van de negatieve effecten van de Covid-19 maatregelen zoals de lockdown en de enorme toename in telewerk, is dat de meeste bedrijfswagens significant minder kilometers hebben afgelegd in 2020. Vennootschappen die opteerden voor methode 2 (het semi-forfait), die gebaseerd is op het aantal gereden kilometers, worden daardoor geconfronteerd met een plotse daling in het percentage beroepsgebruik waardoor het aftrekbaar percentage zelfs onder het algemeen forfait van 35% zakte.  

In antwoord op een vraag van de heer Joy Donné, heeft de minister van Financiën Vincent Van Peteghem te kennen gegeven bereid te zijn om aan de uitzonderlijke omstandigheden voor het kalenderjaar 2020 tegemoet te komen. De btw-belastingplichtigen die gebruikmaken van de semi-forfaitaire methode, mogen hun recht op aftrek voor 2020 ook uitoefenen overeenkomstig de methode van het algemene forfait van 35% zonder dat deze methode verplicht gedurende 4 jaar moet worden toegepast. Daarnaast is een combinatie van het forfait van 35% met methode 2 ook toegestaan. De overige voorwaarden met betrekking tot de toepassing van methodes 2 en 3 blijven behouden.

Verlaagd btw-tarief van 6% voor de afbraak en heropbouw van woningen

De invoering van het verlaagd tarief[1] voor afbraak en heropbouw van woningen heeft een dubbele finaliteit, namelijk de bouwsector een belangrijke tijdelijke fiscale stimulus geven en de toegang vergemakkelijken voor de meest kwetsbare personen tot een kwaliteitsvolle woning.  

Het tarief van 6% geldt over het gehele Belgische grondgebied voor een periode van 2 jaar (tot eind 2022). Zowel projecten van bouwheren-natuurlijke personen, waarbij het 6% tarief geldt op de onroerende werken, als de projecten van bouwpromotoren, waarbij het 6% tarief van toepassing is op de levering van de woning, komen in aanmerking.

 

 

 

[1] De tariefverlaging is ingevoegd bij de programmawet van 20.12.2020 tot wijziging van het koninklijk besluit nr. 20 van 20.07.1970 (BS van 30.12.2020). De modaliteiten van de regeling werden opgenomen in een ‘frequently asked questions’ en verder toegelicht in een recent gepubliceerde Circulaire 2021/C/18.