direct tax

Pillar 2: Minimumbelasting voor multinationals effectief in zicht: tijd voor actie!

Michaël Schoonjans
Door:
Michaël Schoonjans
insight featured image

Eind 2021 vaardigde de OESO/G20 richtlijnen uit met de bedoeling om het risico op uitholling van de belastbare grondslag te verminderen, alsook om winstverschuivingen tussen landen tegen te gaan. Deze nieuwe regels sluiten aan bij het ‘Base Erosion and Profit Shifting’ (‘BEPS’) project en werden in de zogenaamde ‘Pillar 1’- en ‘Pillar 2’-rapporten gegoten.

De Pillar 1-regels zorgen ervoor dat de heffingsrechten op de multinationale ondernemingen op een andere manier worden toegekend (zijnde aan de landen waar de winsten effectief worden behaald). Pillar 2 daarentegen voert een minimumbelasting van 15% in voor de landen waarin de vennootschappen van een multinationale groep winst maken. Voor een uniforme uitvoering van de principes inzake Pillar 2 op Europees niveau werd op 14 december 2022 een Europese Richtlijn[1] uitgevaardigd, die de regels vastlegt voor de in de EU gevestigde entiteiten die deel uitmaken van een multinationale groep.

Hieronder lichten wij kort de regels over de nieuwe minimumbelasting toe, zoals die momenteel door de richtlijn zijn voorzien.

Toepassingsgebied

De Pillar 2-regels zijn in principe enkel van toepassing op grote multinationale groepen met een geconsolideerde jaaromzet van ten minste €750 miljoen, en dit tenminste voor twee van de laatste vier jaar voorafgaand aan het betreffende inkomstenjaar.

De richtlijn heeft echter het toepassingsgebied uitgebreid naar grote nationale groepen met een geconsolideerde jaaromzet van ten minste €750 miljoen (om discriminatie tussen nationale en grensoverschrijdende groepen te vermijden).

Sommige entiteiten worden wegens hun specifieke doel of status buiten het toepassingsgebied gesloten, zoals overheidsinstellingen, internationale organisaties, pensioenfondsen, non-profitorganisaties, enzovoort.

Tarief en heffingsbevoegdheid

Om het tarief van de bijkomende belastingheffing te kennen, moet men eerst de effectieve belastingdruk op jurisdictieniveau berekenen (waarbij rekening moet worden gehouden met verschillende correctiemechanismes op het resultaat). Dit wordt dan vergeleken met het minimumtarief van 15% zodat kan worden uitgemaakt of een bijheffing moet worden betaald.

Om te weten welk land deze bijkomende heffing mag innen, voorziet de richtlijn dat een lidstaat mag kiezen om een bijkomende aanslag te vestigen, zodat dan de effectieve jurisdictionele belastingdruk 15% wordt. Dit systeem van ‘gekwalificeerde binnenlandse bijheffing’ moet ter kennis van de Europese Commissie worden gebracht, zodat de belastingautoriteiten van andere lidstaten en jurisdicties van derde landen en MNO-groepen voldoende zekerheid krijgen over de toepasbaarheid van de gekwalificeerde binnenlandse bijheffing op laagbelaste groepsentiteiten in die lidstaat.

Als een lidstaat hiervoor niet opteert, dan zal de bijkomende belasting geïnd worden via twee onderling verbonden regels, namelijk de regel inzake inkomeninclusie (‘Income Inclusion Rule – IIR’) en de regel inzake onderbelaste winst (‘Undertaxed Profit Rule – UTPR’).

De IIR-regel zou de hoofdregel moeten zijn en stelt dat de in een lidstaat gevestigde moederentiteit van een multinationale onderneming haar aandeel in de bijheffing moet toepassen op elke laagbelaste entiteit van de groep, ongeacht of die entiteit binnen of buiten de Unie is gevestigd.

De UTPR-regel fungeert dan als vangnet voor de IIR, waarbij de eventuele restbedragen van de bijheffing in hoofde van de laagbelaste groepsentiteit worden geïnd.

Inwerkingtreding

Vanaf 1 januari 2024 zouden de nieuwe Pillar 2-regels in werking moeten treden. De lidstaten hebben dus nog maar tot 31 december 2023 de tijd om de richtlijn in nationale wetgeving om te zetten. Het zou de bedoeling zijn dat de IIR-regel van toepassing zou zijn voor boekjaren startend na 1 januari 2024. De UTPR-regel zou daarentegen pas van toepassing zijn voor boekjaren startend na 1 januari 2025.

Belgische implementatie

Als voorloper op deze minimumbelasting heeft de Belgische wetgever reeds beslist dat de korf van bepaalde aftrekposten niet langer wordt vermeerderd met 70% van de resterende belastbare winst, als die 1 miljoen euro overschrijdt. Het percentage is vanaf 1 januari 2023 verlaagd naar 40% voor aanslagjaar 2024. Hierdoor zal er voortaan een minimumbelasting zijn op het stuk dat de 40% overschrijdt (namelijk 60%), als de belastbare winst boven de 1 miljoen euro gaat. Concreet betekent dit dat alle Belgische vennootschappen met een belastbare basis van meer dan 1 miljoen euro steeds een effectieve belastingdruk van 15% zullen hebben (dat wil zeggen 60% x 25%) op het deel dat de grens van 1 miljoen euro overschrijdt.

Daarnaast heeft de Belgische regering in haar begrotingsakkoord van eind maart beslist om de volgende basisprincipes van de Pillar 2-regelgeving in België te implementeren:

  • België zal een systeem van lokale bijheffing invoeren (zogenaamde 'gekwalificeerde binnenlandse bijheffing' - zie hoger).
  • De Pillar 2-belasting zal onderworpen worden aan de belastingvermeerdering wegens onvoldoende voorafbetalingen, zodat ondernemingen bij het verrichten van voorafbetalingen reeds rekening moeten houden met deze bijheffing.
  • De belastingschuld zal slechts worden vastgesteld voor rekening van één groepsentiteit, waarbij de andere groepsentiteiten hoofdelijk aansprakelijk zullen zijn voor de belastingschuld.
  • Om in lijn te zijn met de Pillar 2-regels zal het Belgisch systeem van het belastingkrediet voor O&O worden aangepast, in de zin dat de terugbetalingsperiode voor het krediet verkort wordt van 5 naar 4 jaar.

Welke acties kunnen ondernemingen reeds nemen?

Momenteel heersen er nog heel wat onzekerheden en onduidelijkheden omtrent de Pillar 2-regelgeving en de manier waarop België de regels in de praktijk zal toepassen. De OESO is zich hiervan bewust en tracht via verschillende rapporten meer duidelijkheid te schetsen over de complexe Pillar 2-regels en -berekeningen (getuigen hiervan de recente rapporten met administratieve richtlijnen, de zogenaamde 'GloBE aangifte', enzovoort).

Niettemin moeten Belgische ondernemingen niet wachten op concrete wetgeving en raden wij aan om alvast te starten met de volgende actiepunten:

  • Ga na of uw multinationale onderneming momenteel onder het toepassingsgebied van de Pillar 2-regels valt (of in de toekomst onderworpen zal worden).
  • Als u onder het toepassingsgebied valt, dient u alvast de impact van de regelgeving na te gaan en actiepunten vast te leggen.
  • Ga na welke punten in de overgangsregels van toepassing zouden kunnen zijn (bijvoorbeeld de erkenning of uitsluiting van bepaalde bestaande belastingvoordelen, zoals fiscale verliezen, de impact van bedrijfsherstructureringen, enzovoort).
  • De Pillar 2-regels zijn onlosmakelijk verbonden met bepaalde boekhoudstandaarden (in IFRS of Local GAAP). Ook zal de informatie moeten komen van verschillende departementen binnen de groep (zoals bijvoorbeeld finance, tax of legal). Begin daarom alvast met het organiseren van een belangrijke gegevensverzameling.

Onze experts hebben de nodige expertise aan boord om uw onderneming te begeleiden bij de correcte toepassing en berekeningen van de complexe Pillar 2-regelgeving. Zij kunnen er samen met u voor zorgen dat uw onderneming volledig voldoet aan de nieuwe vereisten.



[1] Richtlijn (EU) 2022/2523 van de Raad van 14 december 2022 tot waarborging van een mondiaal minimumniveau van belastingheffing voor groepen van multinationale ondernemingen en omvangrijke binnenlandse groepen in de Unie, gepubliceerd op 22 december 2022 (nr. L.328).