Direct tax

Rente op rekening-courant zaakvoerder – verduidelijking spelregels

Door:
Bart Verstuyft,
Kristof Wuyts
insight featured image

Met het jaareinde in zicht rijst vaak de vraag wat te doen met het openstaande saldo rekening-courant van de zaakvoerder. We overlopen kort de gevolgen van een debet- of creditsaldo.

Debetstand

Een (renteloze) debetstand van de r/c geeft aanleiding tot een belastbaar voordeel van alle aard in hoofde van de zaakvoerder. Dit voordeel is gelijk aan de fictieve debetintresten die jaarlijks door de Administratie worden vastgesteld (‘niet-hypothecaire leningen zonder vaste looptijd’). Voor 2022 (aanslagjaar 2023) bedraagt deze intrestvoet 7,14%. De zaakvoerder wordt m.a.w. belast op 7,14% van het in 2022 openstaande bedrag. Uitgaande van een marginaal tarief van 53,5% (inclusief 7% gemeentebelasting) ‘betaalt’ de zaakvoerder dus finaal 3,57%.

Het voordeel moet in principe berekend worden per maand, maar - indien er zich in de loop van het jaar geen abnormale schommelingen voorgedaan hebben - mag het voordeel worden berekend op jaarbasis door de som van het openstaande saldo op de eerste en de laatste dag van het jaar te delen door twee. De vennootschap moet het voordeel van alle aard vermelden op een fiche 281.20.

Indien aflossing van de r/c niet mogelijk is en teneinde de hoge rente te vermijden, kan overwogen worden de r/c om te vormen naar een ‘niet–hypothecaire lening met vaste looptijd’. In dat geval wordt het voordeel berekend op basis van de looptijd en een maandelijks lastenpercentage van 0,12% (2022). Voor een lening op 5 jaar bedraagt het reële jaarlijkse lastenpercentage dan bijvoorbeeld 2,83% (in plaats van 7,14%).

Creditstand

Wanneer de zaakvoerder daarentegen geld ter beschikking stelt van zijn vennootschap, heeft hij recht op een rente. De vraag rijst dan hoeveel rente de vennootschap kan/mag betalen en hoe de zaakvoerder hierop belast wordt.

Interesten op schulden, leningen, enzovoort zijn slechts aftrekbaar in de mate dat ze niet hoger zijn dan de ‘marktrente’. Echter, aangezien dit begrip niet gedefinieerd is, geeft dit aanleiding tot onzekerheid en/of discussie met de fiscus. Sinds 2020 is de marktrente gekoppeld aan de zogenaamde ‘MFI-rente’ (rentevoet die door de Belgische monetaire financiële instellingen wordt aangerekend voor leningen van minder dan €1.000.000 aan niet-financiële instellingen met een duurtijd van minder dan één jaar). De ‘marktrente’ voor een r/c is gelijk aan de MFI-rente van november van het voorgaande jaar verhoogd met 2,5%. Voor 2023 zou de zaakvoerder dan een rente van 5,7% kunnen ontvangen (ten opzichte van 4,07% voor 2022) die onderworpen is aan een bevrijdende roerende voorheffing van 30%.

Indien de openstaande vordering (inclusief r/c) hoger is dan de belaste reserves (begin boekjaar) en het gestort kapitaal (einde boekjaar), wordt betaalde rente aangemerkt als dividend. De roerende voorheffing hierop bedraagt eveneens 30%, maar een dividend is niet aftrekbaar. Een herkwalificatie verhoogt dus de belastbare basis van de vennootschap.