Direct tax

Voldoende bedrijfsvoorheffing inhouden: beter voorkomen dan genezen

Door:
Bernd Sebrechts,
Bart Verstuyft
insight featured image

De (personen)belasting wordt geheven door middel van voorheffingen, waarna een eindafrekening volgt via het aanslagbiljet waaruit blijkt of er nog belasting moet worden bijbetaald dan wel zal worden teruggestort. De meeste belastingplichtigen kennen de bedrijfsvoorheffing, die bij werknemers en bedrijfsleiders wordt ingehouden op hun belastbare bezoldigingen door de werkgever (vennootschap). Het bedrag dat wordt ingehouden wordt in principe berekend op basis van een Koninklijk Besluit. Nadien wordt de ingehouden voorheffing in het aanslagbiljet van de personenbelasting verrekend met de uiteindelijk verschuldigde belasting.

Omdat finaal de juiste afrekening wordt gemaakt, zou men kunnen stellen dat minder bedrijfsvoorheffing inhouden op zich geen kwaad kan. Uiteindelijk wordt alles toch verrekend via het aanslagbiljet in de personenbelasting. We stellen dan ook vast dat voornamelijk bij bedrijfsleiders bepaalde vergoedingen en/of voordelen van alle aard worden aangegeven (via fiche 281.20) zonder dat er bedrijfsvoorheffing wordt ingehouden. Dit werd ook lange tijd gedoogd door de fiscus, tot enkele jaren terug…

Toename controles op correcte inhouding bedrijfsvoorheffing

De afgelopen jaren werden de controles op de correcte inhouding van de bedrijfsvoorheffing [1] verhoogd. Recent begon de belastingadministratie met het controleren en corrigeren van de inhoudingsverplichtingen inzake de bedrijfsvoorheffing, zowel in hoofde van de werkgever (vennootschap) die de bezoldigingen uitbetaalt als in hoofde van de genieter (vaak de bedrijfsleider) die de bezoldigingen ontvangt. Concreet wordt het standpunt ingenomen dat, wanneer er op de uitbetaalde bezoldigingen onvoldoende bedrijfsvoorheffing werd ingehouden, deze verplichting alsnog blijft bestaan in hoofde van de vennootschap, zelfs als de bedrijfsleider de verschuldigde resterende personenbelasting ondertussen reeds betaald heeft. De uiteindelijke terugvordering van de teveel betaalde personenbelasting door de bedrijfsleider moet nadien met de daartoe bevoegde dienst worden overlegd.

Wat betekent dit concreet?

Bij zo’n controle zal in eerste instantie de vennootschap die de bezoldigingen uitbetaalt, een bericht van wijziging ontvangen met betrekking tot de bedrijfsvoorheffing. Na akkoord volgt de aanvullende aanslag in diens hoofde, inclusief nalatigheidsinteresten. Wanneer deze aanslag is betaald, kan de vennootschap de aanvullend betaalde bedrijfsvoorheffing (weliswaar zonder nalatigheidsinteresten) terugvorderen bij de bedrijfsleider, indien de vennootschap niet de intentie heeft om de aanvullend betaalde bedrijfsvoorheffing ten laste te nemen.

Nadat de vennootschap de aanslag in de bedrijfsvoorheffing heeft betaald, richt de fiscus zijn pijlen op de bedrijfsleider. In het bericht van wijziging dat de bedrijfsleider dan ontvangt, wordt geredeneerd dat de niet ingehouden bedrijfsvoorheffing een voordeel in natura uitmaakt in zijn hoofde en dat de belastbare bedrijfsleidersbezoldiging dus dient te worden verhoogd met de alsnog betaalde bedrijfsvoorheffing. Met deze conclusie kan naar onze mening niet zomaar akkoord worden gegaan. Immers, als de bedrijfsleider de bedrijfsvoorheffing heeft terugbetaald (of zal terugbetalen) aan de vennootschap, moet zijn belastbare bedrijfsleidersbezoldiging niet worden verhoogd. Mogelijk kan er wel sprake zijn van een voordeel alle aard omwille van een renteloos voorschot. Recente praktijkervaring leert echter dat de fiscus momenteel een zeer streng standpunt inneemt. Het is voorlopig dus nog onduidelijk wat hiervan de uitkomst zal zijn.

De betaalde bedrijfsvoorheffing is uiteraard verrekenbaar. Als dit niet spontaan gebeurt, kan de bedrijfsleider tegen de aanslag in de personenbelasting een bezwaarschrift indienen binnen het jaar volgend op de ontvangst van het aanslagbiljet. Er is immers extra bedrijfsvoorheffing naar de schatkist gestort zonder dat deze werd verrekend in de personenbelasting van de bedrijfsleider. Wanneer de termijn van een jaar is verstreken, kan er nog in bezwaar worden gegaan door middel van een ambtshalve ontheffing, aangezien er sprake is van overbelasting. In de praktijk valt het echter op dat de terugbetaling van de teveel geheven belastingen niet zo vlot verloopt…

Een gewaarschuwd man (of vrouw) telt voor twee. Als u vaststelt dat er geen of weinig bedrijfsvoorheffing wordt ingehouden, raden wij aan om actie te ondernemen. Dit kan door de voorheffing correct te berekenen en alsnog door te storten aan de schatkist, waardoor men de tijdrovende (en mogelijk kostelijke procedure) kan voorkomen. Als het probleem zich situeert in voorgaande jaren, kan men er goed aan doen om een spontane rechtzetting te verrichten. Dit om alleszins het bedrag aan nalatigheidsinteresten te beperken, gezien de uitgebreide controle- en aanslagtermijn waarover de fiscus beschikt inzake bedrijfsvoorheffing.

Bevindt u zich in deze situatie en wenst u assistentie bij deze procedure, dan kan u ons altijd contacteren.

[1] op basis van voorgenoemd Koninklijk Besluit