article banner
VAT

Nieuwe circulaire kadert toepassing btw voor laadstations voor elektrische wagens

Koenraad De Bie Koenraad De Bie

We evolueren meer en meer naar een leefomgeving waar voertuigen niet meer uitsluitend op traditionele brandstoffen, zoals benzine of diesel, worden aangedreven maar wel meer en meer (al dan niet volledig) elektrisch worden aangestuurd.

De automobielsector evolueert dan ook  mee en voorziet momenteel reeds diverse oplossingen, zoals aangepaste oplaadinfrastructuren en -systemen waarmee batterijen van elektrische en hybride voertuigen worden opgeladen.

Daarnaast gaan werkgevers meer en meer oplaadpunten binnen hun eigen onderneming opstellen of bij hun werknemers voorzien, als aanvulling op hun ter beschikking gestelde bedrijfswagenpark. Deze wijzigende omstandigheden brengen dan ook diverse vragen met zich mee.

Met de recente circulaire[1] heeft de Belgische btw-administratie gepoogd de btw-behandeling voor, (1) de levering en installatie van laadstations en (2) het opladen van elektriciteit voor hybride en elektrische wagens in kaart proberen te brengen.

Levering met plaatsing van een ‘laadstation’

Het eerste luik behandelt de regels inzake de levering met installatie van ‘laadstations’ zowel op publieke plaatsen of op private terreinen zoals bedrijfsterreinen, als bij privéwoningen.

De term laadstation omvat zowel de laadpalen (die verankerd zijn in de grond) als laadpunten, meestal aan de muur van een gebouw gevestigd. Deze bestaan uit een elektrische aansluiting met een stekker om aan het elektrische voertuig te koppelen.

Wanneer het laadstation in België wordt geïnstalleerd, is er Belgische btw op van toepassing.

In principe dient hiervoor het algemeen tarief van 21% te worden toegepast. Het verlaagde btw-tarief van 6% kan hier echter ook op worden toegepast wanneer bijvoorbeeld, onder bepaalde voorwaarden, het laadstation geïnstalleerd wordt in of aansluitend bij een privéwoning (ouder dan 10 jaar).

Deze uitzondering dient strikt geïnterpreteerd te worden. Dit houdt in dat je, bijvoorbeeld, bij de plaatsing van een laadstation in de tuin of aan een parkeerplaats naast de oprit of niet grenzend aan de woning, niet van het verlaagd tarief van 6% kan genieten. Bij gemengd gebruik van het gebouw (voor privé- en beroepsdoeleinden) zal het verlaagd tarief enkel van toepassing zijn op het geheel wanneer het beroepsgebruik van de woning bijkomstig is. Bij overwegend beroepsgebruik zal het verlaagd tarief enkel van toepassing zijn wanneer het laadstation wordt geplaatst in/aan de privévertrekken van de woning.

Verlegging van heffing

Wie de btw effectief dient aan te rekenen en af te dragen hangt af van het btw-statuut van de klant. Betreft het een in België gevestigde klant met een gewone btw-belastingplicht of een in het buitenland gevestigde klant met een btw-belastingplicht, die in België een (individueel) fiscaal vertegenwoordiger heeft aangesteld en regelmatig gewone btw-aangiften indient, dan geldt de verlegging van heffing van btw.
In alle overige gevallen zal er Belgische btw moeten aangerekend worden door de leverancier.

Bij toepassing van de verlegging van heffing, geldt deze niet enkel voor wat betreft de plaatsing maar ook het onderhoud en andere bijkomende diensten (bijvoorbeeld toegang tot digitaal platform), op voorwaarde dat er sprake is van één contract en dat er op elke factuur wordt verwezen naar de betreffende overeenkomst.

Recht op aftrek ‘laadstation’

Voor het recht op aftrek in hoofde van de onderneming die een laadstation aankoopt of huurt, dient een onderscheid te worden gemaakt tussen de installatie van het laadstation bij de onderneming of bij een werknemer.

Wanneer een laadstation wordt geïnstalleerd bij een onderneming, wordt het geacht deel uit te maken van de algehele elektrische installatie van die onderneming. De btw kan dan ook in aftrek worden gebracht zoals een onderneming dit doet voor al haar andere bedrijfsmiddelen. Met andere woorden, er wordt hier, wat btw betreft, geen aftrekbeperking voorzien, zoals deze van toepassing is op autokosten.

Bij plaatsing van een laadstation bij de werknemer thuis, waarbij aan de werknemer ‘gratis’ een laadstation en/of bedrijfswagen ‘ter beschikking’ wordt gesteld door een werkgever, is de btw op de plaatsing van het laadstation aftrekbaar volgens het professioneel gebruik van de wagen. Maar de aftrekbeperking van 50%, van toepassing op autokosten, is niet van toepassing[2]. Bij een beroepsgebruik van het laadstation voor 70% zal er aldus een recht op aftrek van 70% van de btw gelden. Voor de bepaling van het professioneel gebruik van het laadstation verwijst de administratie naar de bestaande drie methoden ter bepaling van het professioneel gebruik zoals voorzien in de btw-circulaire van de bedrijfswagens[3].

Bij een ‘terbeschikkingstelling’ van een laadstation ‘onder bezwarende titel’, zal een recht op aftrek kunnen worden toegepast, zoals dit op gewone bedrijfsmiddelen van toepassing is, maar zal op de ter beschikkingstelling onder bezwarende titel van het laadstation btw moeten aangerekend worden op de ‘normale waarde’.

Wanneer het laadstation het bedrijfspatrimonium bij de werkgever zou verlaten (wanneer bijvoorbeeld het laadstation in de woning blijft staan bij de verhuis van een werknemer), dient de initiële afgetrokken btw gecorrigeerd te worden. Zowel bij een laadpaal als bij een laadstation aanvaardt de administratie dat hierop een herziening van de initiële in aftrek gebrachte btw kan gebeuren.

Opladen van voertuigen via een laadstation

In het tweede deel van de circulaire[4] worden de btw-gevolgen opgenomen die gerelateerd zijn aan het opladen van een elektrisch voertuig aan een laadstation. Het opladen van een elektrisch voertuig kwalificeert als een levering van een goed (elektriciteit) en wordt voor de toepassing van de btw behandeld als brandstofkost. Deze brandstofkost zal bijgevolg dan ook aan de btw-aftrekbeperkingen van autokosten onderworpen zijn.

De elektriciteit die door de gebruiker wordt afgenomen in België, zal in België belastbaar zijn aan het btw-tarief van 21%.

De afrekening van de afnames van elektriciteit op (semi-)publieke laadstations, gebeurt in de praktijk via tussenpersonen (de zogenaamde ‘e-mobility service provider’ (eMP)) die aan de consument een laadpass of app uitreiken die wordt gebruikt om de juiste hoeveelheid elektriciteit die is afgenomen te bepalen en af te rekenen. Er bestaan verschillende mogelijkheden voor de financiële afrekening via een eMP waarop een werkgever beroep kan doen. Afhankelijk van het gekozen systeem zijn er specifieke btw-gevolgen waarmee rekening dient gehouden te worden en die telkens door de btw-administratie worden neergeschreven. Het is enkel in het geval waar een eMP, naast de monitoring, de afrekeningen, etc. in eigen naam en voor eigen rekening elektriciteit naar de werkgever factureert, dat hij geacht wordt een globale levering van elektriciteit onderworpen aan btw te verrichten, die in hoofde van de werkgever in aftrek kan worden gebracht volgens het beroepsmatige gebruik van de wagens van zijn werknemers. Bij toepassing van de zogenaamde derde methode inzake bedrijfswagens zou dit bijvoorbeeld een btw-aftrek van 35% kunnen vormen.

In het geval dat een werknemer een bedrag ontvangt voor de elektriciteit die via het laadstation werd opgeladen bij hem thuis, is er strikt gezien inzake btw een levering van elektriciteit die gebeurt door de werknemer. De administratie heeft voor dit geval een tolerantie ingebouwd dat in dat geval de werknemer niet beschouwd wordt als een btw-belastingplichtige, waardoor hij op de levering geen btw moet aanrekenen, noch enige btw-verplichtingen moet nakomen. Het spreekt voor zich dat dit dan ook geen recht op aftrek van btw genereert in hoofde van de werkgever.  
Het is enkel wanneer de werknemer het laadstation bij hem thuis ook ter beschikking zou stellen aan andere personen, dat hij voor deze handelingen als btw-plichtige kan worden aanzien.

 

[1] Circulaire 2021/C/113

[2] Zoals deze voorzien is in art. 45 §2 van het Btw-Wetboek.

[3] Circulaire AAFisc N° 36/2015

[4] Circulaire 2021/C/113