article banner
GrowthBlog

Lichte vrachtwagens - fiscale en sociale spelregels

Bart Verstuyft Bart Verstuyft

Lichte vrachtwagens worden vaak (ook) voor private doeleinden gebruikt, al is het maar om van en naar de werkplaats te rijden. Het gebruik van een lichte vrachtwagen lijkt hierbij alleszins voordeliger dan een personenwagen. Zo is o.m. de verkeersbelasting lager, is er geen belasting op inverkeerstelling, zijn de kosten 100% aftrekbaar en is ook de aftrekbeperking tot max. 50% van de btw niet van toepassing.

Toch mogen de fiscale en sociale spelregels niet uit het oog verloren worden. We herhalen kort enkele principes inzake het (privé)gebruik van lichte vrachtwagens.

Definitie

Om misbruik tegen te gaan, heeft de fiscus volgende voorwaarden opgesomd waaraan voertuigen (bestelwagens of pick-ups) moeten voldoen om fiscaal als lichte vrachtwagen te kwalificeren (ongeacht de kwalificatie bij de inschrijving bij de DIV):

  • het voertuig is ontworpen en bestemd voor het vervoer van goederen
  • de toegelaten massa bedraagt niet meer dan 3500 kg
  • de verhouding van de lengte van de laadruimte ten opzichte van de wielbasis (= afstand tussen de twee wielassen) bedraagt minsten 50%
  • de laadoppervlakte bestaat uit een vaste horizontale laadvloer voor de gehele oppervlakte, zonder verankeringspunten voor bijkomende banken, zetels of veiligheidsgordels.

Indien de technische vereisten niet voldaan zijn, wordt het voertuig alsnog aangemerkt als een personenwagen. Op die manier wil de fiscus voorkomen dat (luxe)jeeps, terreinwagens of monovolumes onder de regeling van de lichte vrachtwagens zouden vallen.

Voordeel alle aard

Indien een 'fiscale' lichte vrachtwagen voor privédoeleinden (woon-werkverkeer en zuivere privéverplaatsingen) wordt gebruikt, dan is er sprake van een belastbaar voordeel. Of er al dan niet sprake is van woon-werkverkeer, wordt beoordeeld aan de hand van het geheel van feitelijke en juridische omstandigheden (bijv. frequentie, regelmaat van de verplaatsingen, duur op een bepaalde plaats, functie, enz.). Ingevolge een administratief standpunt wordt de verplaatsing van de woonplaats naar een plaats waar men 40 of meer dagen aanwezig is, als woon-werkverkeer aangemerkt.

De rulingcommissie heeft wel al meermaals gesteld dat de verplaatsing van de woonplaats naar een 'ophaalpunt' waar men (bijv.) instructies ontvangt, materiaal oplaadt en collega's oppikt, en vanwaar men vervolgens doorrijdt naar steeds wisselende werven, geen woon-werkverkeer vormt. In dat geval ontstaat er dus geen belastbaar voordeel.

In tegenstelling tot bij een personenwagen, dient het voordeel van alle aard berekend te worden op basis van de werkelijke waarde. Hiervoor hanteert men volgende formule: werkelijke kost voertuig x (private kilometers / totale kilometers). In een recente ruling (nr. 2017.300 dd. 06.07.2017) stelt de rulingcommissie echter dat het voordeel in specifieke gevallen gelijk mag zijn aan het minimum voordeel voor personenwagens, zijnde €1.280 (aanslagjaar 2018). In het concrete geval betrof het geladen lichte vrachtwagens waarvan het privégebruik zich beperkt tot een enkele rit per dag (na het einde van de dagtaak, van de centrale werkplaats naar de woonplaats, om van daar de volgende ochtend dadelijk naar de eerste opdracht te rijden) en waarbij het voornaamste doel niet het verstrekken van een voordeel is, maar wel het op de meest efficiënte wijze omgaan met het vervoermiddel, alsook de tijdsbesteding van de personeelsleden.

Btw-aftrek

De 'fiscale' lichte vrachtwagens vallen niet onder de aftrekbeperking van personenwagens (max. 50%). De btw-administratie onderscheidt voor lichte vrachtwagens volgende situaties:

  • bij 'onbeduidend privégebruik' (i.e. occasioneel of toevallig privégebruik) is er recht op 100% aftrek van de btw
  • bij 'gemengd gebruik' kan geopteerd worden voor ofwel de aftrek op basis van een rittenadministratie ofwel een specifieke forfait van 85%;
  • bij 'onbeduidend beroepsgebruik' is de aftrek van btw beperkt tot 35% (of zelfs 0%).

Solidariteitsbijdrage

Werkgevers moeten een 'solidariteitsbijdrage' (of CO2-bijdrage) betalen wanneer zij aan werknemers een voertuig ter beschikking stellen dat ook voor andere dan beroepsdoeleinden bestemd is (bijv. woon-werkverkeer). Deze bijdrage wordt berekend op basis van de CO2-uitstoot en het brandstoftype.

Een lichte vrachtwagen wordt door de RSZ echter aangemerkt als een zgn. 'utilitair voertuig'. Dit heeft tot gevolg dat de solidariteitsbijdrage enkel verschuldigd is wanneer het voertuig voor zuivere privéverplaatsingen wordt gebruikt (en dus niet wanneer deze voor woon-werkverkeer wordt gebruikt).